Onlangs gaf Bas Ruyssenaars  een workshop aan rechten promovendi van de Universiteit Leiden. Het programma bestond uit een kort college over het doel van Het Instituut voor Briljante Mislukkingen om de studenten aan te moedigen om na te denken over mislukkingen binnen eigen onderzoek. Daarna kregen de promovendi opdracht om in groepjes één leerervaring uit te werken en deze aan de overige groepen te presenteren.

Belangrijke lessen die tijdens het pitchonderdeel aan bod zijn gekomen, waren:
‘Geef toe als je iets niet weet, of dit nou aan je promotor is of aan je medestudenten’
‘Neem de aanwijzingen en suggesties van je begeleider mee, maar houd ook vast aan datgene waarvan je zelf denkt dat het goed is’
‘Klop tijdig aan bij je promotor als je vastloopt’
‘Verdrink niet in een overvloed aan informatie die je tot je neemt tijdens het verdiepen in je onderwerp’
‘Laat je niet te veel leiden door afwijzingen’
‘Breng de factoren die je resultaten kunnen beïnvloeden in kaart’
‘Leer dingen loslaten die je op het moment niet kunt oplossen’
De workshop wordt afgesloten met een vraag van één van de deelnemers over de definitie van succes als tegenpool van een mislukking. Dit bracht een discussie opgang over de vraag of er überhaupt een eenduidige definitie is van succes. Er werd geconcludeerd dat successen niet alleen de gewenste eindstadia zijn, maar ook uit kleinere tussenstappen kunnen bestaan. Kortom, iets is een succes als je het zelf bestempelt als een succes.