Naar een nieuw model voor zorgvraagtypering en bekostiging

Het bekostigingsmodel van de geneeskundige geestelijke gezondheidszorg (ggz) is aan vervanging toe, daarover waren veel verschillende partijen het eens. In 2015 startte de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), daarom een traject om het alternatieve zorgclustermodel verder uit te werken. Alle betrokken partijen spraken in 2015 hun commitment uit, maar het traject liep in 2018 spaak.

Intentie: Een betere bekostigingssystematiek

In het huidige systeem stelt de zorgverlener na een diagnose een behandelplan op aan de hand van de diagnose-behandelcombinatie(dbc)-productstructuur. Hieraan is een bekostigingssystematiek gekoppeld. Het probleem met deze aanpak is dat de vooraf vastgestelde diagnose-behandelcombinaties maar weinig aansluiting vinden bij de praktijk van individuele cliënten. Niet alle patiënten met dezelfde diagnose hebben immers baat bij precies dezelfde behandeling; de ene depressie is de andere niet. Bovendien maakt deze structuur het moeilijk om zorgkosten te voorspellen, levert die hoge administratieve lasten op en bevat die perverse financiële prikkels die leiden tot strategisch declaratiegedrag.

“Niet alle patiënten met dezelfde diagnose hebben baat bij dezelfde behandeling.”

Daarom bestaat al langer de behoefte om niet het aanbod, maar de zorgvraag als uitgangspunt te nemen voor modellen voor zorgvraagtypering en bekostiging. Een nieuw model zou de uitgaven bovendien rechtvaardiger en doelmatiger moeten maken. Het ‘Engelse model’, ofwel het zorgclustermodel, waarin patiënten op basis van de zwaarte van hun zorgvraag in verschillende clusters worden ingedeeld, leek een geschikt alternatief.

Aanpak: Een brede coalitie gaat aan de slag met het Engelse model

In 2015 vormden verschillende partijen die bij de dbc-productstructuur betrokken zijn een brede coalitie (Landelijk Platform Psychische Gezondheid (LPGGz), Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP), Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ), de Nederlandse ggz, Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), Federatie Medische Specialisten (FMS), Landelijke Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen en Psychotherapeuten (LVVP), NZa, Directie Forensische Zorg (DForZo)/Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN). Samen boden ze minister Schippers de ‘Agenda voor gepast gebruik en transparantie’ aan, waarin ze het Engelse model als alternatief voorstelden. Onder leiding van de NZa gingen de partijen om tafel om het Engelse zorgclustermodel verder uit te werken en passend te maken voor de Nederlandse situatie. Dit gebeurde op twee parallelle sporen: de bekostigingssystematiek en de zorginhoudelijke structuur, ofwel de zorgvraagtypering.

In 2017 startte een pilot met het nieuwe model. De NZa lanceerde de website zorgclustertool.nl, waar behandelaars zich aan konden melden en vragenlijsten konden invullen over hun patiënten en hun zorgvraag. Aan de hand van deze lijsten werden zogenaamde clusters voorgesteld die mogelijk pasten bij de zorgvraag van de patiënt, met als doel één van de 22 clusters te selecteren. De pilot liep door tot 31 december 2019.

In 2015 vormden verschillende partijen die bij de dbc-productstructuur betrokken zijn een brede coalitie (Landelijk Platform Psychische Gezondheid (LPGGz), Nederlands Instituut voor Psychologen (NIP), Nederlandse Vereniging van Ziekenhuizen (NVZ), de Nederlandse ggz, Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU), Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie (NVvP), Federatie Medische Specialisten (FMS), Landelijke Vereniging van Vrijgevestigde Psychologen en Psychotherapeuten (LVVP), NZa, Directie Forensische Zorg (DForZo)/Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN). Samen boden ze minister Schippers de ‘Agenda voor gepast gebruik en transparantie’ aan, waarin ze het Engelse model als alternatief voorstelden. Onder leiding van de NZa gingen de partijen om tafel om het Engelse zorgclustermodel verder uit te werken en passend te maken voor de Nederlandse situatie. Dit gebeurde op twee parallelle sporen: de bekostigingssystematiek en de zorginhoudelijke structuur, ofwel de zorgvraagtypering.

“Het bekostigingsmodel van de geneeskundige ggz is aan vervanging toe.”

Resultaat: Te weinig overeenstemming en een alternatief model

Tijdens het traject bleek al snel dat het moeilijk zou worden om overeenstemming te bereiken. Sommige partijen vonden dat het Engelse model overhaast als leidraad was gekozen en dat ten onrechte werd verondersteld dat het in Nederland zou werken (ook bij het succes in het Verenigd Koninkrijk werden vraagtekens gezet).

De visies begonnen steeds sterker uiteen te lopen en de samenwerking werd steeds minder constructief. Interventies konden niet voorkomen dat verschillende partijen in 2018 hun steun introkken, nog voor het einde van de pilot. In een evaluatie van het proces rond de ontwikkeling van het zorglcustermodel geven verschillende partijen aan dat het belangrijk is dat alle partijen meedoen, zowel veldpartijen als wet- en regelgevers.

Op aandringen van VWS gingen de partijen toch door met de ontwikkeling van een nieuw model. In 2019 stelde een aangepaste coalitie een alternatief model voor, het zorgprestatiemodel ggz en fz. In de ontwikkeling van dit model zijn de lessen van het traject rond het zorgclustermodel meegenomen. Het zorgclustermodel is inmiddels verder ontwikkeld en verbeterd en komt in het zorgprestatiemodel terug als een instrument voor zorgvraagtypering. In de verbeterde versie worden de administratieve lasten verlicht en kunnen met name de zware patiëntgroepen beter worden herkend. Het model wordt per 2022 ingevoerd. 

Leermomenten en handelingsperspectieven

Bananenschil – Een ongeluk zit in een klein hoekje

Soms merk je een probleem wel op, maar ben je je er niet van bewust hoe groot de gevolgen ervan zullen zijn. In dit geval bleek dat verschillende partijen weinig vertrouwen hadden in het traject, wat een groot probleem werd: ze haakten vroegtijdig af. 

De lege plek aan tafel Niet alle relevante partijen zijn betrokken

Alle relevante partijen zaten aan tafel, maar ze hadden hun achterban niet altijd voldoende geraadpleegd. Bovendien was de mate waarin verschillende partijen bijdroegen aan de ontwikkeling van het zorgclustermodel niet evenredig verdeeld, waardoor de uitkomsten van het traject niet voor elke partij even goed aansloten bij de behoefte.

Canyon – Ingesleten patronen

Het was voor de coalitie moeilijk om buiten ingesleten patronen te denken en met een open blik naar de tekentafel te gaan. Verschillende partijen namen al snel aan dat het Engelse model de juiste keuze was, terwijl de pilot nog niet volledig afgerond was. Aan de andere kant waren er partijen die snel concludeerden dat het zorgclustermodel in zijn geheel niet bruikbaar was. Het is positief dat het toch is gelukt om voort te bouwen op de resultaten van het zorgclustermodel nadat het traject werd afgebroken.

Verkeerde portemonnee Het voordeel van de een is het nadeel van de ander

In het oude model waren er voor zorgaanbieders perverse prikkels die leidden tot strategisch declaratiegedrag – ze voldeden wel aan de regels, maar niet aan de bedoelingen van het model. Wat de gevolgen van het nieuwe model zouden zijn op hun portemonnee was niet geheel duidelijk.